De manier waarop belasting wordt berekend in box 3 van de inkomstenbelasting gaat flink op de schop. Tot nu toe werd het vermogen in box 3 belast op basis van een zogenaamd fictief rendement – een schatting van wat je zou moeten verdienen met je spaargeld, beleggingen of ander vermogen. Maar dat gaat veranderen. Vanaf 2027 wordt er gekeken naar het werkelijke rendement: wat je écht hebt verdiend.
Maar wat betekent dit concreet? En welke gevolgen heeft het voor verschillende vermogensgroepen? Lees verder om te ontdekken hoe de overgang naar werkelijk rendement je belastingaangifte en je portemonnee kan beïnvloeden.
Bij de aangifte inkomstenbelasting maak je gebruik van drie verschillende boxen, die elk een specifieke categorie van inkomsten belasten:
Box 1: inkomsten uit werk en woning, zoals loon, pensioen en winst uit een onderneming.
Box 2: inkomen uit een aanmerkelijk belang, bijvoorbeeld aandelen in een eigen bv.
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen, oftewel je vermogen.
In box 3 wordt gekeken naar de inkomsten die je mogelijk ontvangt uit je spaargeld, beleggingen of ander vermogen. Denk aan rente op een spaarrekening of rendement op je beleggingen. Over deze inkomsten kun je belasting moeten betalen. De belasting die je in box 3 betaald wordt ook wel vermogensbelasting genoemd.
De Belastingdienst gaat ervan uit dat je over je vermogen extra inkomen genereert, ongeacht of je dat daadwerkelijk hebt ontvangen. Dit maakt box 3 relevant voor iedereen met spaargeld of andere vormen van vermogen.
Bekijk in de tabel wat de tarieven voor box 3 zijn.
Jaar | Tarief box 3 |
---|---|
2023 | 31% |
2024 | 36% |
2025 | 36% |
2026 | 36% |
Tot nu toe werd je vermogen in box 3 belast op basis van een fictief rendement: een gemiddelde schatting van de inkomsten die je uit sparen en beleggen zou moeten behalen. Dit systeem was eenvoudig in gebruik, maar leidde vaak tot frustratie. Spaarders die nauwelijks rente ontvingen, moesten toch belasting betalen over een fictief hoog rendement. Hierdoor betaalden veel mensen meer belasting dan redelijk was.
Na meerdere rechtszaken oordeelde de Hoge Raad dat deze methode in strijd is met de mensenrechten. Dit dwingt de Belastingdienst om over te stappen op werkelijk rendement: belasting op basis van wat je daadwerkelijk hebt verdiend met je vermogen. Vanaf de zomer van 2025 kun je via een speciaal formulier je werkelijke rendement doorgeven voor bepaalde jaren. Vanaf 2027 wordt dit nieuwe systeem volledig ingevoerd, waarbij alle inkomsten uit bijvoorbeeld spaargeld, beleggingen of verhuurd vastgoed worden meegenomen.
Hoewel dit eerlijker is en beter aansluit bij de realiteit, brengt het ook uitdagingen met zich mee. De belastingaangifte wordt waarschijnlijk complexer en de belastingdruk kan meer fluctueren door schommelingen in je werkelijke rendement.
Tot de invoering van het nieuwe box 3-stelsel in 2027 geldt de overbruggingswetgeving, die als tijdelijke oplossing dient. Hierbij kijkt de Belastingdienst naar de werkelijke verdeling van je vermogen over spaargeld, beleggingen en schulden. Dit betekent dat de belastingdruk afhankelijk is van de samenstelling van je vermogen. Heb je voornamelijk spaargeld? Dan betaal je vaak minder belasting dan voorheen. Als je juist meer inkomsten uit beleggingen hebt, dan kan de belasting hoger uitvallen. Dit komt door de voorlopige rendementspercentages die nu worden gehanteerd.
De overbruggingswet probeert rechtvaardiger te zijn dan het oude stelsel, maar blijft een tussenoplossing tot het definitieve systeem in 2027 volledig operationeel is.
De Belastingdienst stuurt op dit moment brieven om belastingplichtigen te informeren over de veranderingen. Mogelijk heb je hier al een brief over ontvangen met uitleg over de veranderingen en de jaren waarvoor dit geldt.
Vermogensbelasting betaal je niet over de waarde van je vermogen zelf, maar over het rendement dat je ermee behaalt. Bij werkelijk rendement wordt gekeken naar de daadwerkelijke opbrengst aan het einde van het jaar. Heb je bijvoorbeeld spaargeld dat geen rente oplevert, dan betaal je ook geen belasting over rendement. Dit systeem is eerlijker, omdat het aansluit bij wat je daadwerkelijk hebt verdiend.
Bij fictief rendement schat de Belastingdienst hoeveel rendement je zou moeten hebben behaald, gebaseerd op gemiddelde cijfers uit de markt. Dit percentage verschilt per type vermogen, zoals spaargeld, beleggingen of andere bezittingen. Het nadeel hiervan is dat deze schatting niet altijd overeenkomt met je werkelijke situatie. Hierdoor kan het voorkomen dat je meer belasting betaalt dan je eigenlijk zou moeten.
Vanaf 2027 betaal je belasting op het werkelijke rendement, wat beter past bij de werkelijke situatie van je vermogen.
Het fictief rendementspercentage percentage is gebaseerd op de gemiddelde opbrengsten van sparen en beleggen en ligt daardoor dicht bij wat mensen in werkelijkheid zouden kunnen verdienen. Je betaalt dus belasting op deze geschatte opbrengst, niet op je daadwerkelijke winst.
Lees in de tabel hieronder wat de fictieve rendementspercentages zijn voor 2024 en 2025:
Rendementspercentage 2024 | Rendementspercentage 2025 | |
---|---|---|
Bank- en spaartegoeden | 1,03% | Nog niet bekend |
Beleggingen en andere bezittingen | 6,04% | 5,88% |
Schulden | 2,47% | Nog niet bekend |
In box 3 moet je de volgende bezittingen opgeven:
Bank- en spaartegoeden
Aandelen, obligaties en opties (niet bij een aanmerkelijk belang)
Groene beleggingen (niet-vrijgesteld deel)
Maatschappelijke beleggingen
Geld dat je hebt uitgeleend of vorderingen
Tweede woning (bijvoorbeeld vakantiewoning)
Onroerende zaken (bijvoorbeeld verhuurde woningen)
Niet-vrijgestelde kapitaalverzekeringen
Rechten op periodieke uitkeringen (niet in box 1)
Vruchtgebruik of blote eigendom
Overige bezittingen (bijvoorbeeld winnende loten)
Cryptovaluta (zoals bitcoins)
Nabetalingen van toeslagen
Bedragen uit crowdfunding
Je geeft de waarde van deze bezittingen op 1 januari van het jaar van aangifte aan.
Niet je hele vermogen wordt belast in box 3. Een deel van je vermogen is vrijgesteld van belasting, dit noemen we het heffingsvrij vermogen. Over dit bedrag hoef je dus geen vermogensbelasting te betalen.
In 2024 is het heffingsvrij vermogen € 57.000 voor mensen zonder fiscale partner en € 114.000 voor mensen met een fiscale partner.
In 2025 stijgen deze bedragen iets: € 57.684 zonder fiscale partner en € 115.368 met een fiscale partner.
Als je totale vermogen onder deze bedragen blijft, betaal je geen belasting in box 3.
Naast het heffingsvrije vermogen zijn er nog een aantal bezittingen die zijn vrijgesteld van belasting in box 3. Denk hierbij aan zaken zoals:
Woning (en inboedel)
Pensioen
Auto
Zakelijk vermogen
sommige soorten bezittingen kunnen onder een andere belastingbox vallen.
Als je schulden hebt, kun je een deel daarvan aftrekken van je vermogen voor de belasting in box 3. Let wel, ondernemingsschulden en de hypotheekschuld van je eigen woning kun je niet aftrekken. Op deze pagina van de Belastingdienst lees je welke schulden je wel en niet aangeeft in box 3.
In 2024 is er een drempelbedrag voor schulden:
€ 3.700 als je alleen bent
€ 7.400 als je een fiscale partner hebt
Dit betekent dat alleen het bedrag aan schulden dat boven deze grens uitkomt, van je vermogen afgetrokken mag worden. Dit kan ervoor zorgen dat je minder belasting hoeft te betalen.
Bereken de belasting in box 3 via deze stappen:
Grondslag berekenen: trek het heffingsvrije vermogen af van je totale bezittingen (spaargeld + beleggingen).
Schuld aftrekken: heb je schulden? Trek het deel boven de drempel (€ 3.700) af.
Rendement berekenen:
Spaargeld x 1,03%
Beleggingen x 6,04%
Tel dit samen op: dat is je belastbaar rendement.
Belasting berekenen: belastbaar rendement x 36% (box 3-tarief).
Klaar!
De overgang naar werkelijk rendement in box 3 heeft niet voor iedereen dezelfde impact. Alleen belastingplichtigen met belastbaar vermogen in box 3 merken iets van deze verandering. Val je onder het eerder genoemde heffingsvrije vermogen, dan betaal je geen vermogensbelasting en hebben de wijzigingen geen effect op jou.
De gevolgen van de overgang naar werkelijk rendement zullen sterk afhangen van de grootte en samenstelling van iemands vermogen.
Mensen met klein vermogen: vooral spaarders met relatief weinig vermogen profiteren van de nieuwe regeling. Hun belastingdruk zal waarschijnlijk dalen, omdat ze weinig werkelijke inkomsten uit hun spaargeld genereren.
Mensen met middelgroot vermogen: voor deze groep hangt het af van de mix tussen spaargeld en beleggingen. Wie vooral spaart, betaalt minder belasting, terwijl wie voornamelijk belegt, te maken kan krijgen met grotere schommelingen in belastingdruk.
Vermogende personen: zij zullen mogelijk meer belasting gaan betalen, vooral als hun vermogen voornamelijk bestaat uit hoogrenderende beleggingen of vastgoed.
Hieronder lichten we toe wat de waarschijnlijke gevolgen zijn voor spaarders, beleggers en vastgoedbezitters.
Voor spaarders is de overgang naar werkelijk rendement waarschijnlijk positief. Omdat spaarrentes nog steeds relatief laag zijn, zullen spaarders in de meeste gevallen minder belasting betalen. Het oude systeem ging immers uit van een fictief rendement dat vaak hoger lag dan de daadwerkelijke spaarrente. Hierdoor betaalden spaarders in het huidige stelsel belasting over niet-bestaande inkomsten.
Met de nieuwe regels betalen zij alleen belasting over de rente die ze werkelijk hebben ontvangen. Dit kan leiden tot een flinke lastenverlichting, vooral voor mensen met een groter spaarvermogen.
Voor beleggers ligt het ingewikkelder. Het werkelijke rendement van beleggingen kan namelijk sterk fluctueren. Heb je een goed jaar op de beurs? Dan betaal je meer belasting, omdat je werkelijke rendement hoger is. Maar in slechte jaren, waarin je verlies lijdt, kan dit juist in je voordeel werken.
Dit betekent echter ook dat beleggers meer risico lopen op onvoorspelbare belastingbedragen. Bovendien moeten beleggers rekening houden met strengere administratieve eisen, aangezien zij het behaalde rendement beter moeten vastleggen en rapporteren.
Vastgoedbezitters kunnen te maken krijgen met een hogere belastingdruk door de veranderingen in Box 3. Waar het fictieve rendement vroeger vaak lager was dan het werkelijke rendement op verhuurd vastgoed, kan dit verschil nu groter worden, wat leidt tot hogere belastingafdrachten. Dit kan vooral kleine particuliere verhuurders treffen, die daardoor minder rendement overhouden na belastingheffing.
Bijvoorbeeld, een verhuurder met een klein pand kan nu meer belasting betalen op het fictieve rendement, terwijl zijn werkelijke opbrengst relatief laag blijft door onderhoudskosten en leegstand.
Het effect is groter voor vastgoedbezitters met een relatief lage huurinkomsten ten opzichte van de waarde van hun pand.
wij zijn zelf geen belastingadviseur, boekhouder of expert op het gebied van beleggen. In dit artikel geven we enkel een overzicht van belangrijke informatie rondom box 3 en de veranderingen, maar voor specifieke vragen of persoonlijk advies raden we je aan contact op te nemen met een expert via ons contactformulier onderaan de pagina.
Wil je zeker weten dat jouw belastingaangifte klopt en optimaal aansluit op de nieuwe regels in box 3? Onze aangesloten boekhouders en accountants staan klaar om je te helpen. Zij kijken met je mee en zorgen dat je situatie goed wordt geregeld. Vul het contactformulier onderaan de pagina in en ontvang vrijblijvend offertes van experts bij je in de buurt.
Vergelijk boekhouders. 100% vrijblijvend. Je zit nergens aan vast.